Zien op Christus

We gedenken deze dagen de kruisiging en de opstanding van onze Heere Jezus Christus. We staan dan stil bij het middelpunt van de wereldgeschiedenis. De Heere die op Golgotha gekruisigd werd, die daarna opstond uit de dood en nu in de hemel is, is zelf het middelpunt van ons geloof. De oproep tot geloof is daarom altijd een oproep om te zien op Christus. Zoals de Israëlieten in de woestijn moesten zien op de slang op de paal, zo moeten wij zien op Christus, die voor ons aan het kruishout gehangen is.

Zien

De discipelen en de andere tijdgenoten van de Heere Jezus konden Hem letterlijk zien. Jezus kon tegen Filippus dan ook zeggen: Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien (Joh. 14:9). Maar hoe zit dat bij ons? Wij kunnen toch niet op dezelfde manier op Christus zien? Op dezelfde manier kan dat inderdaad niet. Toch staat er in Hebreeën 2:9: …maar wij zien Jezus.

Mensen die de Heere Jezus nog nooit in levenden lijve hebben ontmoet, kunnen toch op Jezus zien. Dat gaat via de Bijbel. We mogen de Bijbel dan ook zien als ooggetuigenverslagen. In het Nieuwe Testament wordt dat letterlijk zo gezegd. Onder meer kan verwezen worden naar Johannes 19:35: En die het gezien heeft, heeft ervan getuigd en zijn getuigenis is waarachtig en hij weet, dat hij de waarheid spreekt, opdat ook gij gelooft. Of naar Handelingen 1 vers 21-22, waar uitdrukkelijk als eis wordt gesteld aan de apostelen dat ze al de tijd, dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is, te beginnen met de doop van Johannes tot de dag, dat Hij van ons werd opgenomen, erbij zijn geweest om getuige te worden van zijn opstanding.

Ook in het Oude Testament komen we dat tegen. Het boek Jesaja wordt ingeleid als het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij heeft gezien… (Jes. 1:1). En Amos: De woorden, die Amos, een van de schapenfokkers uit Tekoa, geschouwd heeft… (Amos 1:1). Op een andere manier mogen we denken aan de manier waarop de eredienst in het Oude Testament was ingericht. In de tabernakel en de tempel was er veel te zien. Allemaal afbeeldingen van wat komen zou. Oftewel: van Wie komen zou. De Bijbel is meer dan een leesboek. Het is een boek waarin de Heere Jezus zichzelf laat zien. Daarvoor is geloof nodig. Wie met gelovige ogen leest, mag Christus zelf naar zich toe zien komen.

God en mens

Eén van de eerste dingen die we gaan beseffen als we Christus zien, is de verbinding die Hij tot stand brengt tussen God en mensen. In Hem is God zelf neergedaald van de hemel om met mensen om te gaan. En laten we dan nog even in herinnering halen hoe bijzonder dat is. Want God is heilig en van niemand afhankelijk, terwijl de mensen Gods vijanden zijn geworden en ons leven een gruwel is in Gods ogen. Geen mens kan daarom God zien en blijven leven. Het is niet voor niets dat het heilige der heiligen in de tempel verboden terrein was voor de ogen van mensen. Dat maakt het des te wonderlijker dat Jezus zegt: Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.

Jezus Christus is een mensenzoon van vlees en bloed en tegelijkertijd is Hij echt God. Maar dat is voor de Heere Jezus niet voldoende. Hij is God en mens om Middelaar te kunnen zijn. Hij wil niet alleen de goddelijke en de menselijke natuur in zijn Persoon verenigen. Het heeft ook een doel. Hij wil God en mensen met elkaar verenigen.

En dat doet Hij aan het kruishout van Golgotha. De volmaakt zondeloze Mensenzoon heeft de gruwelijke zonde van de mensen op zijn eigen schouders geladen. De spanning die dat met zich meebrengt is oneindig groot. We zien Hem in de hof van Getsemané in de grootste angst die een mens ooit heeft gekend. Het besef onder te moeten gaan in de oceaan van Gods onmetelijke toorn. Het wonder dat de goddelijke en de menselijke natuur in één Persoon verenigd zijn, is al onbevattelijk. Maar Jezus was zelf tenminste nog zonder enige zonde. Maar als Hij de zonden van de mensen op zich neemt, kan ook Hij God niet meer zien en blijven leven. Gods hartgrondige afkeer van de zonde uit zich in een hartgrondige afkeer van zijn eigen Zoon. Want Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt (2 Kor. 5:21). Daarom bloedt Hij en lijdt Hij pijn. Daarom trekt de Vader zich volledig van Hem terug, zodat Hij eenzamer wordt dan ooit iemand heeft meegemaakt.

Als we zien op Christus aan het kruis dan kunnen we de diepte van dat lijden nooit peilen. Maar we horen Hem wel uitroepen dat het is volbracht. En het eerste bewijs daarvan is zijn zelfverzekerde en rustige gebed waarmee Hij zijn geest beveelt in de handen van zijn Vader. Alle spanning en verwijdering tussen de Vader en Hem is verdwenen. Hij die door God tot zonde was gemaakt, kan weer vertrouwelijk omgaan met de Vader.

Als ik Christus op die manier zie sterven dan weet ik dat die zonden, die Hij op zijn schouders geladen had, voor Gods aangezicht niet meer bestaan. En die zonden, dat waren mijn zonden. Dat wil zeggen dat mijn zonden niet meer bestaan voor Gods aangezicht. Maar dan mag ik net zo vertrouwelijk met God omgaan. Het is niet voor niets dat het voorhangsel in de tempel scheurt, zodat alle ogen naar binnen kunnen kijken. Daar valt trouwens niet meer zoveel te zien als je ook op Christus kunt zien.

Plaatsvervangend

God heeft ons met zichzelf verzoend door het kruis van zijn eigen Zoon. Maar dat heeft wel een consequentie. We kunnen niet tot de Vader gaan, behalve door Christus. Er is geen zekerheid dat we door God bewaard worden als we Christus niet kennen. Er is geen persoonlijke omgang met de Heere mogelijk buiten Christus om. Als we niet op Christus zien, blijft de Heere op onmetelijke afstand en blijft Hij een vreemde voor ons.

Als we op Christus zien, is het daarom belangrijk om te beseffen dat Hij daar hing in onze plaats. En ook dat Hij gehoorzaam is geweest in onze plaats. Hij nam onze plaats in. Wij mogen met God omgaan, maar dat alleen dankzij die Ander. Het verbond is niet voor niets altijd een verbond geweest dat gedrenkt was in bloed. Zo is ook het nieuwe verbond het verbond in Christus’ bloed. Er moest iemand het leven laten in plaats van mij. Zonder zijn plaatsvervangend offer zou Gods toorn over ons leven absoluut niet geweken zijn.

Christus’ kruisdood is niet alleen noodzakelijk voor ons om tot de Vader te komen, maar het is ook voldoende. Zo volmaakt was zijn gehoorzaamheid tot in de dood, dat het ook helemaal goed is. Als we Christus zien, mag ook het besef toenemen dat daar helemaal niets meer aan toegevoegd hoeft te worden. Het mag niet eens. We hebben alles in Christus en Hij is alles voor ons. Wat voelt dat eigenlijk raar, om alles al te hebben voordat we ook maar iets hebben gedaan. We zijn zo geneigd om te denken dat er nog van alles moet gebeuren. Dat zeggen mijn gevoel, mijn intuïtie, zelfs mijn geweten. Maar mijn geloof zegt: ik heb genoeg.

Krachtig

Als ik op Christus zie, zie ik nog meer. Want echt… alles is opgesloten in Hem. Bij de eerste aanblik ziet Hij er zo hulpeloos uit, stervend aan het kruis. Je zou geneigd zijn om te denken dat Hij wordt op-geofferd door de Vader. Of dat Hij ons medelijden wil opwekken. Misschien willen we wel iets terugdoen voor Hem. Maar als we beter kijken, kantelt het beeld helemaal. Want het offer van Christus aan het kruis is juist bijzonder krachtig. Christus is niet opgeofferd door de Vader, maar Hij heeft zichzelf geofferd aan de Vader. Hij doet dit bewust en op Zijn manier. Tot in het laatste detail houdt Hij de regie over zijn eigen kruisiging. Hij weet ook precies voor wie Hij het doet. Namelijk voor degenen die de Vader aan Hem gegeven heeft (Joh. 6:37; 10:29; 17:9; 18:9). Hij en de Vader zijn één.

Jezus had gezegd dat Hij al zijn schapen bij name kende en dat Hij zijn leven in zou zetten voor de schapen. En daar voegde Hij aan toe: ‘Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven‘ (Joh. 10:28). Dat klinkt niet hulpeloos, maar krachtig.

Als ik op Christus zie dan zie ik niet een machteloos mens hangen aan een kruis, iemand die het te druk heeft met overleven om nog aan anderen te denken. Maar dan zie ik iemand die juist aan anderen denkt en die bezig is om hen te redden. Want voordat ik op Hem zag, zag Hij al op mij. Hij kijkt mij aan op iedere bladzijde van de Bijbel. En op die manier dwingt Hij mij tot geloof. Hij lijft mij in bij zijn eigen lichaam. Zodat het niet anders kan of ik ga vruchten van dankbaarheid voortbrengen. Ik krijg Gods wet hoe langer hoe meer lief. Want het is de wet die Christus voor mij volbracht had.

Er is niets dat ik terug kan doen voor Hem. Want alles wat ik voor Hem doe, doet Hij zelf in mij. Er is niets dat uit mezelf komt. Wie is er eigenlijk hulpeloos? Niet Hij, maar ik. Ik kan niets uit mezelf. Het is de Geest van Christus die mij tot geloof brengt en mij op Christus richt. Hij opent het gesloten hart en maakt het harde zacht. Van dood maakt Hij mij levend. En het wonderlijke is: Hij doet dat op geen andere manier dan mij te doen zien op Christus.

Waar gebeurd

Er is veel kritiek op de Bijbel. Vooral op de historische betrouwbaarheid van wat daarin beschreven staat. En men beweert dat dat allemaal niet zo erg is, zolang je Christus maar overhoudt. Maar wat een onzin is dat als je het goed beschouwt. Want als je al niet kunt geloven in een schepping in zes dagen, het paradijs of bijvoorbeeld dat de geschiedenis van David en Goliath waar gebeurd is, hoe zou je dan ooit kunnen geloven in Christus? Dat Hij echt God is en ook echt mens. Dat Hij is opgestaan uit de doden met een verheerlijkt lichaam. En het feit dat Hij zondaren wedergeboren laat worden, is niet minder krachtig dan zijn werk bij de schepping of de opwekking van doden (DL III/IV art. 12). Je kunt het ook op een positieve manier zeggen: zie op Christus en in die weg word je verlost van die zogenaamde wetenschappelijke benadering en leer je wonderen geloven, te beginnen bij het grootste wonder in de geschiedenis.

Ook onze eigen toekomst staat of valt met het zien op Christus. God is begonnen met een paradijs. Hij zal er ook mee eindigen. In de Bijbel wordt dat ook wel de heerlijkheid of onze verheerlijking genoemd (o.a. Ps. 73:24; Rom. 8:30). Maar laten we beseffen dat die heerlijkheid niet bestaat zonder Christus. Zonder Christus geen heerlijkheid. Hij wil, dat, waar Hij is, ook zij bij Hem zijn, om zijn heerlijkheid te aanschouwen, die de Vader Hem gegeven heeft (vgl. Joh. 17:24). Pas als ik op Christus zie, ga ik verlangen naar het nieuwe paradijs.

Als ik op Christus zie, zie ik zijn koninklijke heerlijkheid al schemeren tijdens zijn lijden, als Hij de regie van zijn eigen lijden in handen houdt. Maar nog veel meer zie ik zijn heerlijkheid bij zijn opstanding. Hij is van lijden tot heerlijkheid gegaan. Hem, de alleen wijze God, zij, door Jezus Christus, de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen (Rom. 16:27).