De God van de dingen

Is het niet mooi en belangrijk om druk bezig zijn met de dingen van God? Wat kan er belangrijker zijn dan dat? Toch ligt er een gevaar op de loer. We kunnen zo druk zijn met de dingen van God, dat we de God van de dingen vergeten.

Heidelbergse Catechismus

Een mooi voorbeeld om het belang daarvan te laten zien is onze eigen catechismus. In de zondagen 9 tot en met 22 worden drie belangrijke onderwerpen behandeld. Het gaat over de schepping, de verlossing en de heiliging. Dat zijn drie wezenlijke onderwerpen uit de geloofsleer. Niemand zal dat ontkennen. En toch is daarmee nog niet de helft gezegd. Want het gaat bij de schepping in de allereerste plaats om God de Vader. Bij de verlossing gaat het om God de Zoon. En bij de heiliging om God de Heilige Geest. Heel mooi geeft de catechismus overigens steeds aan dat ieder van die drie zaken uiteindelijk het werk is van de Drie-enige God.

Nog duidelijker wordt het als we zien dat deze drie onderwerpen behandeld worden in het kader van de bespreking van de Apostolische Geloofsbelijdenis. Vóór zondag 9 komt eerst nog zondag 8. Daar is de vraag aan de orde hoe de twaalf artikelen van het Apostolicum worden ingedeeld. Van zondag 8 kan niet anders gezegd worden dan dat het gaat over God. Met andere woorden: als het gaat om de vraag wat een christen moet geloven, dan hebben we het over God. De drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest, terwijl er toch maar één God is. Meteen wordt dan duidelijk hoe weinig wij van deze God begrijpen en tegelijkertijd begint dan tot ons door te dringen hoe bijzonder het is dat zelfs het wezen van God iets zegt over hoe ver Hij gaat om zich met ons te verbinden.

Wanneer we dat tot ons door laten dringen, gaan we inzien dat nadenken over schepping, verlossing en heiliging heel armoedig kan zijn. Dat is namelijk zo op het moment dat we de Schepper, Verlosser en Heiligmaker zelf buiten beeld laten. Dan vergeten we de God van de dingen. Dan kijken we niet meer omhoog, met als gevolg dat we zelfs God in ons platte vlak proberen te vangen. Maar wat verandert onze kijk op de schepping als we beseffen dat de almachtige Schepper van hemel en aarde mij heeft willen maken tot eer van zijn naam. En wat gaat de verlossing anders voor ons leven als we beseffen dat diezelfde heilige God een mens werd zoals wij en zo zélf het verlossingswerk ter hand nam. En wat een totaal ander perspectief geeft het aan de heiliging om te weten dat die God persoonlijk in mij aan het werk gaat.

Het verbond

Juist als we nadenken over de Drie-enige God, komen we onder de indruk van het wonder dat Hij zich met mensen wil verbinden. Vooral als we dan ook nadenken over de manier waarop Hij daarin te werk gaat. We kennen allemaal de term ‘verbond’. Dat bijbelse woord gaat over die wonderlijke verbinding tussen God en mensen. Maar het gevaar dat bij bekende woorden optreedt, is de neiging om de verwondering te verliezen. Om, in dit geval, veel te spreken over het verbond van God, maar weinig over de God van het verbond. Is juist onder ons dat gevaar niet aanwezig?

Als zoiets gebeurt, gaat de focus naar die elementen van het verbond die voor ons verstand te begrijpen zijn. We letten dan vooral op de menselijke kant van het verbond. Een voorbeeld daarvan is het feit dat er in een verbond afspraken zijn. In de eerste helft van de vorige eeuw (grofweg dus 1900-1950) stond het onderwerp ‘verbond’ volop in de belangstelling van de bijbelwetenschap. Archeologische vondsten hadden uitgewezen dat er in de tijd van de Bijbel door allerlei volken verbonden werden gesloten. Vaak waren dat verdragen tussen een machtige vorst en zijn vazallen. Er werden zwart op wit afspraken gemaakt, die werden bekrachtigd door vervloekingen. Juist gereformeerde exegeten namen die vondsten serieus, waardoor ook in de gereformeerde theologie nog meer nadruk kwam te liggen op het verbond en de afspraken binnen het verbond.

We richten onze belangstelling dan met name op één van de partijen in het verbond, namelijk de menselijke partij. Het gaat dan over het volk van God. Het gaat dan over de kerk. Ook die nadruk werd in de vorige eeuw versterkt, omdat juist de leer over de kerk van alle kanten werd aangevallen. Verbond en kerk zijn zodoende goed uitgewerkte thema’s geworden. En zolang we uit die rijke kennis blijven putten, is dat een zaak om dankbaar voor te zijn.

De God van het verbond

Maar, zoals gezegd, is het goed denkbaar dat het nadenken over deze onderwerpen toch armoedig blijft. Want het verbond is toch vooral een zaak die aangeeft dat er een verbinding tot stand is gekomen die je voor onmogelijk zou houden als je weet wie mensen zijn voor het aangezicht van God. Gods hart zoekt het hart van zijn volk. Het gaat om een levende relatie, die uitgaat van de Drie-enige God. Wanneer we de God van het verbond vergeten, ontgaat ons de echte rijkdom. Zelfs een theologie over de wedergeboorte, die even kleinmenselijk kan blijven, kan dat niet rechttrekken.

We zien de rijkdom van het verbond pas echt als we ons gaan bezighouden met de God van het verbond. Dan zien we dat in het perspectief van Gods heiligheid. De onvergelijkbaarheid van God, die juist blijkt als zijn erbarming wordt opgewekt voor een verdorven volk. Juist dan zegt Hij: ‘Want Ik ben God en geen mens, heilig in uw midden’ (Hosea 11: 9). Wie zou ooit zoiets doen? Dat doet alleen de heilige God. En daarom kan er een verbond zijn.

Als we dan bijvoorbeeld spreken over de afspraken binnen het verbond, die zijn vastgelegd in de wet van God, dan krijgen we er oog voor dat die voortkomen uit God zelf. Zonden zijn dan veel meer dan overtredingen van afspraken. Maar we staan dan voor het oog van de HERE. Voor zijn heilige toorn. Maar zijn heilige liefde, bewezen in zijn Zoon, maakt het nog veel scherper. De wetenschap dat niemand minder dan Hijzelf de Heiligmaker is, verdiept ons zondebesef pas echt.

Beloften omhelzen dan veel meer dan zaken waar je recht op hebt. Want als we iets van Gods gerechtigheid gaan zien, dat de dood van Gods Zoon noodzakelijk was om de gerechtigheid van God niet alleen een eisende, maar ook een gevende gerechtigheid te laten zijn, zonder dat Gods eigen rechtvaardigheid in het geding komt, dan praten we wel anders. Dan zien we dat het in het verbond niet anders kan gaan dan van hart tot hart. Dat alleen een mens, die door de werking van God de Heilige Geest opnieuw geboren is, Gods beloften zal aannemen.

Over de God van het verbond raken we nooit uitgedacht. En toch krijgen we uit Gods Woord woorden aangereikt om over en tot Hem te spreken. Zelfs zijn wezen zegt iets over hoe ver Hij gaat om ons met Zich te verbinden. Wat een wonder dat deze God onze Vader wil zijn als de Vader van onze Here Jezus Christus. Achter alles wat Hij doet en wat Hij besluit, mogen wij zijn kloppend vaderhart zien. Wat gaat Hij ver door zichzelf, hoewel Hij God blijft, in zijn Zoon te vereenzelvigen met ons. Vlees van ons vlees en been van ons gebeente. Als we dan beseffen dat in Christus God zelf naar ons toegekomen is, wat komt Hij dan dichtbij. Naast ons in onze ellende. Zelfs in onze plaats, door onze schuld op zich te nemen. Maar het kan nog dichterbij. Hij wil een nog diepere verbintenis aangaan, door onze harten aan Hem te verbinden en woning te maken in ons. Dit is in geen mensenhart opgekomen en toch mogen wij hierover spreken, schrijven en nadenken. Maar bovenal verwonderd geloven.