Heilzame prediking

Is het goed als er veel wordt nagepraat over de preek? Er kan namelijk op veel verschillende manieren over de preek worden gesproken. Soms gaat het gesprek meer over wie de preek geschreven heeft, dan over de preek zelf. De conclusie luidt dan bijvoorbeeld: ‘dat was (g)een goeie dominee’. Een andere keer gaat het vooral om het jaartal: ‘dit keer was het een preek uit 19..’. In zulke gesprekken praat het gemakkelijk. Maar het komt ook voor, dat een preek echt het hart geraakt heeft. Dat er iets op gang is gebracht. Dan praat het toch heel anders. Soms heeft het even tijd nodig voordat het onder woorden gebracht kan worden. Maar welke preken hebben die uitwerking? Wat zijn heilzame preken? Valt daar iets over te zeggen?

Als het gesprek over de prediking in de kerken levendig is, is dat een goed teken. Dan is er betrokkenheid bij de levensader van de gemeente. Daarbij geeft het niet als daar zo nu en dan ook discussie over ontstaat. Ook dat hoort er – ik zou haast zeggen: noodzakelijk – bij. Zolang het maar over de inhoud gaat. Een patroon dat in zulke discussies vaker terugkeert, is dat er door sommigen sterk gewezen wordt op de waarde van de ‘oude vrijgemaakte’ preken, terwijl anderen juist onder de indruk zijn van preken uit de reformatorische wereld. Om zulke discussies zinvol te voeren, is het belangrijk om dat op een inhoudelijke manier te doen. Dat wil zeggen, dat we iedere preek beoordelen vanuit het criterium of het bediening van het Woord van de Here is. En daarvoor moeten we steeds weer terug naar het Woord zelf. Wie Gods Woord kent, kent de stem van de goede Herder. Die herkent die stem uit duizenden. Die wordt ook behoed voor twee valkuilen: het ten koste van alles verdedigen van de oude preken en de uitlevering aan de reformatorische wereld.

Heilshistorisch – bevindelijk

Laten we eens op die manier naar die discussie kijken, zonder te doen alsof wij voor het eerst ons met deze vragen bezighouden. Nu kunnen we een preek vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Eén daarvan is de vraag of vooral het werk van God verkondigd wordt of dat het leven van de gelovigen meer aandacht krijgt. In de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) lag de nadruk op het werk van God. Terwijl in reformatorische kerken in verhouding veel meer aandacht was voor het leven van de gelovigen. We zouden het verschil kunnen aanduiden met de woorden heilshistorisch en bevindelijk.

Nu geven die twee woorden op zichzelf een positieve waardering aan. Maar ze kunnen beide ook eenzijdig worden gebruikt. Zo heeft een eenzijdig heilshistorische prediking wel veel aandacht voor de voortgang in Gods werk, maar nauwelijks voor Gods omgang met mensen (vgl. C. Trimp, Heilsgeschiedenis en prediking, 39 e.v.). Het laat de gemeente achter met de vraag: ‘Prachtig, maar wat heeft de Here nu tegen mij gezegd?’. Aan de andere kant heeft een eenzijdige of hyperbevindelijke prediking zoveel aandacht voor de beleving van de gelovigen, dat het daarin blijft steken. De gemeente wordt op zichzelf teruggeworpen en het evangelie verstikt in de bedompte ruimte van de eigen ervaring.

Eenzijdig heilshistorische preken zijn het niet waard om verdedigd te worden. Toch zal echte bediening van het Woord verkondiging van Gods grote daden moeten zijn en niet een beschrijving van de gelovige ervaring. Dat stelt de gemeente in de ruimte van Gods grootheid en richt de aandacht op Gods heiligheid en genade. De gemeente herkent zichzelf dan in het hardnekkige en zondige volk door de eeuwen heen. En ze beseft haar verantwoordelijkheid en rijkdom die nog veel groter is dan in de tijd van de Bijbel, juist omdat God verder komt in de tijd. De Schriften gaan dan leven en daardoor wordt een schriftuurlijke geloofservaring opgewekt. Want het gaat God in de heilsgeschiedenis steeds om het hart van zijn volk. Daarom is een preek zonder enige bevindelijkheid evenmin een goede preek.

Christus – Heilige Geest

In plaats van het verschil tussen heilshistorische en bevindelijke prediking, kunnen we ook de invalshoek nemen vanuit de vraag op welke manier Christus in de preek wordt verkondigd. In iedere preek moet Christus worden verkondigd. Door Hem schenkt de Vader ons het heil. Maar is het voldoende om in de prediking dat heil uit te stallen of moet er ook aandacht zijn voor de toeeigening van dat heil door de Heilige Geest? Gingen de vrijgemaakten er niet wat te gemakkelijk vanuit dat het heil het persoonlijke eigendom was van iedereen? Moest er naast het werk van Christus niet duidelijker aandacht zijn voor het werk van de Heilige Geest? Die kritische vragen hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken in het verleden vaak aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) gesteld.

In sommige preken wordt Christus inderdaad op een eenzijdige manier verkondigd. Dat is het geval wanneer er alleen over Christus wordt gepreekt zonder dat er een appel wordt gedaan op het hart van de gemeente. Onder zulke preken word je niet gedrongen om je te bekeren en je heil bij Hem te zoeken. Dat werkt een valse gerustheid in de hand, waarbij je ook zonder levend geloof zekerheid kunt krijgen. Toch zal echte Woordbediening altijd Christus-prediking moeten zijn. Maar dan zo, dat daarin de Drie-enige God naar de gemeente toekomt. In Christus hebben we te maken met God de Vader. En juist als Christus wordt gepredikt, werkt de Heilige Geest, want Hij is de Geest van Christus. Een preek gaat daarom niet over Christus, maar in de preek komt Christus met kracht naar de gemeente toe. En dan breekt Hij in het hart van de hoorders in of Hij verhardt het. Die verbinding tussen Christus en het hart van de hoorders is nu juist het werk van de Heilige Geest. Het getuigt dan eerder van armoede dan van rijkdom als de Heilige Geest er in de preek nog als extra bijgehaald moet worden.

Verbondsmatig – onderscheidenlijk

Nog een andere invalshoek is het onderscheid tussen zogenaamde verbondsmatige en onderscheidenlijke prediking. In het verbond gaat het om de omgang tussen God en zijn volk. Daarbij gaat het gezamenlijke voorop. De hele gemeente wordt aangesproken met hetzelfde Woord. Deze lijn is doorgaans sterk ontwikkeld in de oude gereformeerde preken. In reformatorische preken is er vanouds meer aandacht voor het onderscheid binnen die ene gemeente.

Ook dit zijn twee positief te waarderen manieren van preken, die helaas ook eenzijdig kunnen worden gebruikt. In eenzijdig verbondsmatige preken gaat de aandacht voor ieder schaapje persoonlijk verloren in de massa. Terwijl eenzijdig onderscheidenlijke prediking de gemeente verdeelt in bekeerden en onbekeerden, sterke en zwakke gelovigen, waardoor hele groepen gemeenteleden zich gaan afvragen of ze wel echt bij de kudde horen.

De verbondsmatige prediking is een grote rijkdom. Het verbond is de manier waarop God met zijn gemeente omgaat. Gods beloften zijn voor de hele gemeente. In de Bijbel wordt Gods volk vaak vergeleken met een kudde, terwijl de Here Zelf de Herder is. Maar als nu juist de goede Herder zegt, dat Hij alle schapen bij name kent, dan hoort dat ook door te klinken in de prediking. Dat noemen we, met een Latijns woord voor herderlijk, pastoraal. In die zin is goede verbondsmatige prediking ook onderscheidenlijk. Dat bijt elkaar niet. Zoals Trimp schreef: “Er komt een wonderlijk samengroeien op gang tussen de waarheid van God en ieders individuele manier van kennisverwerving en kennisbeleving. Vandaar de pluriformiteit in de geloofsbeleving van al die mensen, die hebben geleerd zich één en dezelfde belijdenis in hun leven eigen te maken” (Trimp, Klank en weerklank, 139v).

Dogmatisch – geestelijk leidinggeven

Nog één invalshoek wil ik hier bespreken. Je kunt een preek beoordelen vanuit de vraag: ‘Klopt het allemaal, zoals het gezegd wordt?’. Maar ook vanuit de vraag: ‘Ontvangt de gemeente door deze preek echt geestelijke leiding?’. Een preek waarin alles klopt hoeft nog geen goede preek te zijn. Zo’n preek zouden we dogmatisch kunnen noemen. Er wordt een stelsel van waarheden verkondigd. Maar dat is iets anders dan het evangelie.

Het woord dogmatisch heeft te maken met de leer van de kerk. Nu is de leer van de kerk helemaal geen droge, starre stof. In de Bijbel ligt er juist een schitterende glans over de leer. De gemeente kan niet zonder de leer van de apostelen. Door steeds meer te leren, komen we steeds meer onder de indruk van Gods grootheid en genade. We leren door het evangelie ook hoe we met de Here wandelen. Met vallen en opstaan. Daar zal een goede prediking ook bij helpen. Dan wordt er goede geestelijke leiding gegeven. Heel concreet. Ik citeer weer Trimp: “De moeite die een mens ondervindt, wanneer hij zich aan Gods belofte en gebod gewonnen wil geven, mag niet buiten de prediking blijven. En de vreugde in God die wij in het geloof in eigen leven mogen opmerken, is bepaald geen zaak om te verzwijgen. Prediking dient hulp aan te reiken bij het leren kennen van onze ellende, onze verlossing en onze dankbaarheid” (Trimp, Klank en weerklank, 50).

Tenslotte

Prediking is tenslotte bediening van Gods Woord. Daarin gaat Zijn hart open en spreekt Hij tot het hart van zijn volk. Prediking is niet het handelsmerk van een bepaalde richting. Daarom is het goed als mensen van wie de gedachten soms in verschillende richtingen gaan, toch samen onder het verlossende Woord zitten. Dan krijgen we rijke stof. Stof tot spreken. Spreken van hart tot hart. En stof tot roemen. Roemen in God.