Schriftgezag is Gods gezag

 

Als wij in de Bijbel lezen, lezen we daar de woorden van God. Maar kunnen we dat bewijzen? Voor het antwoord op die vraag, verwijzen gereformeerden heel bewust naar de Heilige Geest zelf. God geeft gezag aan zijn eigen Woord. Daarvoor is Hij niet afhankelijk van mensen. In dit artikel wil ik deze gereformeerde overtuiging op een paar punten doordenken.

 

Nederlandse Geloofsbelijdenis

De hierboven beschreven overtuiging is te vinden in artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Wij ontvangen de boeken van de heilige Schrift als heilig en canoniek. Dat doen wij niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als canoniek erkent, maar vooral omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt dat zij van God zijn.

In de rooms-katholieke kerk wordt geleerd dat de Schrift en de inhoud van het geloof worden vastgesteld door de kerk. De paus heeft volgens Rome het hoogste leergezag op aarde, omdat hij de wettige opvolger is van Petrus. Een uitspraak van deze kerkelijke ambtsdrager heeft bij hen dus evenveel gezag als de Schrift zelf. Tegen deze opvatting hebben de reformatoren zich fundamenteel verzet.

De reformatoren verdedigden het gezag van de Schrift niet alleen tegenover Rome, maar ook tegenover de doperse stroming. De doperse stroming relativeerde het gezag van de Schrift, omdat ze meenden dat de Geest rechtstreeks tot hun innerlijk sprak. Dat inwendige spreken werd ver boven het gezag van de Schrift verheven. Men ging de Schrift beschouwen als slechts een uitwendig Woord.

 

…omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt…(1)

Het erkennen van het gezag van de Schrift is niet zomaar iets wat je min of meer afstandelijk kunt doen. Want de Geest van God, die eens de bijbelschrijvers inspireerde, is dezelfde Geest die ons aan de Schrift onderwerpt. En dat kan nooit los gezien worden van de inhoud van de Bijbel. Hij is ook de Geest die met onze geest getuigt, dat wij kinderen van God zijn (Rom. 8: 16).

Waarheid is niet een intellectueel begrip dat bereikt wordt wanneer logische en rationeel sluitende antwoorden gegeven kunnen worden. Zulke gedachten doen tekort aan het geloof in het Woord van God dat zelf de waarheid is (Joh. 17:17). Het woord ‘waarheid’ is verwant aan het oudtestamentische ‘trouw’, dat zowel door trouw als door oprecht of echt wordt vertaald. Gods spreken is altijd echt en daarmee volle ernst, maar tegelijk buigt Hij zijn Woord niet en doet er niets bij of af. Wanneer we dat zouden verschralen tot een intellectuele zaak dan zou het persoonlijke, krachtdadige spreken van de Heere zelf niet tot zijn recht komen.

Wie opgenomen wordt in de gemeenschap van Christus’ kerk die mag zijn hele leven lang groeien in inzicht en liefde voor de Schrift. Naar gelang van gekregen gaven. Gelukkig maar. Want anders zou een kind van God met een verstandelijke beperking bij voorbaat uitgesloten zijn of op zijn minst een lagere plaats toebedeeld krijgen dan een intellectueel.

 

…omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt…(2)

Waarheid is ook niet een zuiver intentioneel begrip. Waarheid zou dan opgaan in een oprechte of vrome intentie. Maar dat verlegt de focus van God naar de mens. De Heilige Geest getuigt wel met onze geest. Maar ze smelten niet samen. De heilige Geest moet onze zondige geest overwinnen.

Wie tot persoonlijk geloof is gekomen, is wel tot geloof gekomen in de Christus van de Schriften. Diegene is door het getuigenis van die Schriften tot de persoonlijke erkenning gekomen van eigen verlorenheid vanwege zijn zonden. Door het getuigenis van de Schriften is hij ook tot het aanvaarden van de verlossing in Christus gekomen en ook is de hartelijke begeerte in hem opgewekt om voortaan zijn hele leven in dienst van Hem te stellen. Omdat het geloof door de Geest door het getuigenis van de Schrift is gewerkt, onderwerpt dat geloof zich ook aan heel de Schrift. Dat kan niet anders. Wie de kern van Gods Woord gelooft, kan dat niet doen terwijl hij andere delen van datzelfde Woord ontkent of verdraait. De kern van het Woord is niet los verkrijgbaar van het hele Woord.

 

Kerkvormende kracht van het Woord

Wanneer we het verschil tussen Rome en de doperse stroming op dit punt kort op formule zouden willen brengen, dan zouden we kunnen zeggen dat Rome gelooft dat God spreekt door het officiële kerkelijke ambt, terwijl de doperse stroming gelooft dat God spreekt door het inwendige getuigenis van gelovigen. Bij beiden wordt het gezag van Gods Woord afhankelijk gemaakt van de mens.

Bij Rome betekent dit dat het evangelie afhankelijk wordt gemaakt van wat de kerk als waarheid verkondigt. Bij de dopersen wordt het evangelie afhankelijk van wat iedere individuele gelovige als waarheid heeft ervaren. De reformatoren keerden de volgorde radicaal om. Het is een fundamenteel gereformeerde overtuiging dat de kerk wordt voortgebracht door het Woord en niet andersom. Op de prediking van het evangelie komen mensen tot geloof en zo wordt de gemeenschap der heiligen gevormd.

 

Niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt…(1)

Eén van de meest belangrijke consequenties van de gereformeerde overtuiging is, dat de kerk de totale reikwijdte en diepte van het levende Woord nooit in haar greep kan krijgen of kan beheersen. In het naspreken van dat Woord kan de kerk alleen maar onvolledig zijn en ze moet er voortdurend tegen strijden om de glans van het Woord niet te verduisteren. De kerk geeft geen bestaansrecht aan de Bijbel. De Bijbel levert wel bestaansrecht aan de kerk. Want de Bijbel is het Woord, waarin haar Heere zijn liefde aan haar heeft verklaard en waarin Hij zich aan haar heeft verbonden. De kerk is van zichzelf bezien een kerk van zondaren, die vooral veel verkeerd denken en doen. Daarom bestaat het groeien in een dieper inzicht in de Schriften ook in een voortdurend strijden tegen eigen wil en eigen inzichten. Wanneer het andersom zou zijn en de kerk het Woord zou voortbrengen, dan zou de kerk van het begin tot het eind de grenzen van het Woord kunnen bepalen en het volledig beheersen.

 

Niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt…(2)

Deze gereformeerde overtuiging heeft ook consequenties voor de onderlinge omgang in de kerk. Het zegt, zeker in de huidige verdeelde kerkelijke situatie, ook iets over de onderlinge omgang tussen kerken. Die wordt dan bepaald door de gelovige onderwerping aan het Woord van God. Dat heeft tot gevolg dat iedereen aanspreekbaar is op de Schrift en op de gereformeerde belijdenis, waarvan we geloven dat die Gods Woord naspreekt. Daarom hebben we ons daar van harte aan gebonden. Dat is de toetssteen voor onze opvattingen. Samen als leerlingen van het Woord en niet zozeer als elkaars leraren. Discussie en verschil in beleving is op die manier niet iets om bij voorbaat beducht voor te zijn. Maar het draagt dan zelfs bij aan verrijking en opscherping van elkaar.

Kortom, de onderlinge omgang met elkaar en de ruimte die er is voor verschil in opvatting en geloofsbeleving, is afhankelijk van Gods Woord en niet van mensen. Daarom moeten we het zicht op de volle diepte en breedte van het Woord niet vernauwen door de Bijbel te benaderen door de bril van allerhande kerkelijke uitspraken, zoals Rome doet. Evenmin mogen we de Bijbel lezen door de bril van onze eigen vroomheid. Want dan zou iedereen zijn eigen individuele ruimte op kunnen eisen of juist anderen binden aan zijn beperkte ruimte.

Hoe kun je nu weten hoeveel ruimte er is? Kijk dan maar naar boven en kijk om je heen. Onderwerp je maar aan het Woord. Samen met de andere broeders en zusters, in wie de Geest ook door het Woord getuigt dat zij kinderen van God zijn. Dan krijg je met iedereen die zich aan dat ene Woord wil onderwerpen, de ruimte om te groeien in een steeds dieper inzicht.